Dit is een literatuurstudie over het basisinkomen uitgevoerd door het Wetenschappelijk Bureau van de Piratenpartij Utrecht.
Wat is het basisinkomen?
Wanneer we kijken naar het basisinkomen zijn er twee verschillende aspecten belangrijk. De eerste is het economische aspect. Dit gaat over de vraag of het basisinkomen financieel gezien mogelijk is in Nederland. Op dit gebied bestaan er veel verschillende onderzoeken die helaas vaak tot uiteenlopende conclusies leiden. Een oorzaak hiervan is dat het basisinkomen op veel verschillende manieren bekostigd kan worden. Het basisinkomen zal gepaard gaan met grote hervormingen maar de verschillende opties hier zijn talrijk. Het is daarom belangrijk dat er een grootschalig onderzoek komt naar het financiële aspect van het basisinkomen, die alle opties bekijkt en analyseert.
Het tweede belangrijke aspect is de normatieve vraag die bij het basisinkomen komt kijken. Zo bestaat er bij veel mensen de gedachte dat we lui zullen worden wanneer een basisinkomen wordt ingevoerd. In dit onderzoek zullen we ingaan op deze vraag. Er wordt gekeken naar het verband tussen zekerheid en geluk, naar de vraag of mensen zullen stoppen met werken, naar de effecten van het basisinkomen op onderwijs, gezondheid en armoede, en tot slot wordt er gekeken naar een tegenargument.
Het is belangrijk om vast te stellen wat er in dit artikel wordt bedoelt met ‘het basisinkomen’. Deze term wordt namelijk op veel verschillende manieren gebruikt, verschillende partijen hebben een ander beeld bij hoe het basisinkomen eruit zou moeten komen te zien. In dit artikel hebben we het over het basisinkomen als een onvoorwaardelijk bedrag dat genoeg is om van te leven en waar iedereen recht op heeft, zowel werklozen als werkenden.
Zekerheid en geluk
Het lijkt vanzelfsprekend dat wanneer het goed gaat met de economie, mensen meer te besteden hebben en daarom gelukkiger zijn. Een langdurig onderzoek van Richard Easterling laat echter zien dat dit niet helemaal opgaat (2012). Easterling deed tussen 1990 en 2010 onderzoek in China, een van de snelst groeiende economieën. Hij kwam tot de conclusie dat economische groei er niet voor heeft gezorgd dat de mensen gelukkiger werden (ibid.). Sterker nog, het totale geluk is gemiddeld gezien afgenomen (ibid.).
Bovenstaande grafieken laten zien dat er een groot verschil is in tevredenheid in de verschillende inkomensgroepen. Waar de verschillen in 1990 nog dicht bij elkaar lagen, is het verschil in 2007 enorm. Het onderzoek laat zien dat economische groei en een hoog inkomen niet gelukkig maakt. Het hebben van zekerheid en een sociaal vangnet zou wel eens vele malen belangrijker kunnen zijn (ibid.). Hierbij komt het basisinkomen om de hoek kijken. Het basisinkomen kan er voor zorgen dat mensen zich minder druk hoeven te maken om geld. Ook zal het ervoor zorgen dat goede gezondheidszorg weer toegankelijk wordt voor iedereen.
Stoppen met werken?
Een veelgehoorde kritiek van de tegenstanders van het basisinkomen is dat het ervoor zou zorgen dat veel mensen stoppen met werken. Als dit argument klopt, dan werken mensen dus voornamelijk voor het geld. Robert E. Lane schreef over de manier waarop we naar werk kijken (1992). Volgens Lane wordt werk onterecht als ‘pain’ beschouwt, en geld als ‘pleasure’ (1992, p. 44). Hij vergelijkt een heel aantal studies over geluk met elkaar, en laat zien dat de uitkomst vaak hetzelfde is: “Money does not contribute much to happiness” (Lane, 1992, p. 45). Wanneer je boven het minimum inkomen zit, draagt extra geld niet veel bij aan het geluk (ibid.). Uit de onderzoeken komt dat werken op zich voor meer geluk zorgt, en dan vooral wanneer je iets bereikt op je werk (ibid.). Het idee dat mensen dus voornamelijk werken voor het geld klopt niet.
De data van The General Society Survey ondersteund dit beeld. De data die zij gebruiken is representatief voor de gehele bevolking van de Verenigde Staten (2017). Onderstaande grafiek laat zien dat voor bijna 50% van de mensen werk de belangrijkste plek is wanneer het gaat over het gevoel belangrijk te zijn en doelen te bereiken. Houdt hierbij in gedachte wat hierboven staat over dat Lane constateerde dat dit voor een groot deel van het geluk zorgt.
Onderstaande grafiek laat zien dat het merendeel van de mensen toch plezier zou hebben in werk, ook als ze geen geld nodig zouden hebben. Dit beantwoord dus niet de vraag of mensen door zouden werken met een basisinkomen, maar het laat wel goed zien dat voor veel mensen het verdienen van geld niet de belangrijkste reden is om te blijven werken.
Onderstaande grafiek laat zien dat ruim 70% van de mensen door zouden werken als ze rijk zouden zijn. Met rijk wordt hier bedoeld dat ze alles zouden kunnen doen zonder na te hoeven denken over de kosten. Deze grafiek laat dus niet zien dat met een basisinkomen 30% van de bevolking ervoor zou kiezen om niet te werken, aangezien het basisinkomen niet zo hoog zal zijn. Wel laat de grafiek zien dat de gedachte dat als mensen geld hebben ze niet meer zullen werken niet klopt.
Iona Marinescu
Ioana Marinescu onderzoekt in haar werk de data van alle experimenten in de Verenigde Staten en Canada waarbij mensen een onvoorwaardelijk geldbedrag kregen (2017, p. 3). Zij concludeerde dat er in een aantal gevallen helemaal geen verandering was in het aanbod van arbeid, en dat in andere gevallen er een zeer kleine daling was (Marinescu, 2017, p. 3).
Iran
In 2011 kwam er in Iran een vorm van het basisinkomen, dit stopte echter in 2016 met de reden dat het ervoor zou zorgen dat minder mensen gingen werken (Salehi-Isfahani & Mostafavi, 2017). Salehi-Isfahani en Mostafavi laten in hun onderzoek zien dat de stijging van de werkloosheid niet komt door de invoering van het basisinkomen maar dat dit een gevolg was van de sancties die rond dezelfde tijd werden opgelegd (ibid.). Ze laten wel zien dat onder de jongeren de werkloosheid steeg door het basisinkomen maar dat de reden hiervoor vooral was dat zij meer tijd besteden aan hun studie (ibid.). Met een berekening laten ze zien dat wanneer er geen sprake was geweest van sancties, het basisinkomen geen negatief effect had gehad op de werkloosheid (ibid.).
Onderwijs
Uit het onderzoek van Ioana Marinescu bleek ook dat kinderen uit een gezin die deelnamen aan het experiment betere cijfers haalden op school (2017, p. 12). Dit effect was vooral significant bij jongere kinderen uit armere gezinnen (ibid.). Bij het experiment in Dauphin is ook duidelijk te zien dat het aantal jongeren dat tijdens de middelbare school stopt significant daalt (ibid.). Deze verbeteringen in het onderwijs komen onder andere doordat er beter voedsel gekocht wordt, er meer geld is voor schoolboeken en ouders soms meer tijd doorbrengen met kinderen (ibid.).
In de andere experimenten die Iona Marinescu gebruikt in haar onderzoek is ook te zien dat vooral jongeren eerder beslissen om te gaan studeren wanneer zij een basisinkomen krijgen (2017).
Gezondheid:
Ioana Marinescu laat aan de hand van data zien dat een basisinkomen ook goede gevolgen heeft voor de gezondheid van mensen (2017, p. 12). Zo daalde het aantal opnames in het ziekenhuis van Dauphin met 8,5 procent, wat onder andere een flinke daling van de zorgkosten betekende (ibid.). Ook in het experiment van Mother’s Pension is er een significant verschil te zien (ibid.). In dit experiment kregen alleenstaande werkloze moeders voor drie jaar een onvoorwaardelijk basisinkomen (ibid.). Data laat zien dat de levensverwachting van de kinderen hierdoor met gemiddeld één jaar toenam (ibid.).
Armoede
Het is helaas een feit dat de armen vaker onverstandige beslissingen nemen, “ze lenen meer, sparen minder, roken meer, sporten minder, drinken meer, voeden slechter op en eten vaker bij de McDonald’s” (Bregman, 2013). Vaak wordt er gezegd dat de armen arm zijn omdat ze dom zijn. In een baanbrekend onderzoek laten Mani, Mullainathan, Shafir, en Zhao echter een andere reden zien voor de slechte beslissingen.
Zij laten met twee experimenten zien dat wanneer je in een situatie van armoede zit, het moeilijker is om verstandige keuzes te maken (Mani, Mullainathan, Shafir, & Zhao, 2013). Bij het eerste experiment vragen ze voorbijgangers wat ze zouden doen als hun auto een reparatie nodig had van 150 euro; in één keer betalen, iets lenen, wat harder werken, of de reparatie uitstellen (Mani et al., 2013, pp. 977-978). Terwijl de gevraagde nadacht, werden er enkele tests gedaan (ibid.). Deze vraag werd ook op een iets aangepaste manier gesteld, namelijk als het om 1.500 euro gaat (ibid.). Wat uit dit onderzoek bleek is dat wanneer het om een hoger bedrag gaat, de cognitieve functies bij de armere mensen een stuk slechter gingen werken dan bij de rijkere mensen, wat er voor zorgt dat er slechtere beslissingen worden genomen (ibid).
Het tweede experiment vond plaats in India bij suikerrietboeren (Mani et al., 2013, pp. 779-780). Die 60% van hun jaarinkomen in één keer ontvangen, wat betekend dat ze een bepaalde periode heel rijk zijn, en een andere periode arm (ibid.). Wat uit de cognitieve tests bleek was dat de boeren wanneer zij rijk zijn goede beslissingen kunnen maken, en dat dit wanneer zij arm zijn niet het geval is (ibid.). Hun IQ daalde gemiddeld met maar liefst 13 punten, dit staat gelijk aan het missen van een nacht slaap (ibid.). Voor de duidelijkheid: dit gaat dus om dezelfde boeren.
Concluderend zeggen de onderzoekers dat voor bijvoorbeeld mensen in een uitkeringssituatie het invullen van lange formulieren, voorbereiden op lange interviews, omgaan met veranderende regelgeving en reageren op complexiteiten ten koste gaan van de beperkte cognitieve vaardigheden van de armen (Mani et al., 2013, p. 780). Volgens de onderzoekers moeten beleidsmakers ervoor zorgen dat deze belasting op de cognitieve vaardigheden van de werklozen minder wordt (ibid.).
Deze visie komt overeen met wat het onvoorwaardelijk basisinkomen wil. Elke maand een bedrag op je bankrekening, zonder dat je daarvoor telkens weer formulieren moet invullen of op gesprek moet komen. Volgens dit onderzoek zal dit geld dan ook op een betere manier besteed worden.
CPB
Veel mensen die tegen het basisinkomen zijn gebruiken het onderzoek van het Centraal Planbureau (CPB) om te bewijzen dat het basisinkomen slecht zou zijn voor de economie (CPB, 2015). In dit onderzoek wordt geconcludeerd dat wanneer er een basisinkomen wordt ingesteld van 50% van het sociaal minimum met een vlaktaks van 56,5% de arbeidsparticipatie zal afnemen met ruim 5% (CPB, 2015, pp. 10-11).
We kunnen echter een aantal vraagtekens zetten bij dit onderzoek van het CPB. Het eerste duidelijke vraagteken die je als onderzoeker naar het basisinkomen zou moeten zetten is bij het feit dat het deel over het basisinkomen in dit onderzoek slechts anderhalve pagina bevat. Daaruit volgt ook het tweede vraagteken, er wordt niks vermeld over de methodes die zijn gebruikt om tot dit cijfer te komen. We kunnen dus niet vaststellen of deze vijf procent tot stand is gekomen door een goede analyse, of omdat vijf het lievelingsgetal is van een medewerker van het CPB. Het volgende vraagteken dat gezet moet worden is bij het feit dat ze slechts één manier bespreken van de talloze manieren die er zijn om het basisinkomen te bekostigen, namelijk de hoge vlaktaks. Het verhogen van de vlaktaks is vanzelfsprekend niet de enige manier die de overheid heeft om geld vrij te maken voor het basisinkomen. Het is daarom merkwaardig en bovendien wetenschappelijk onverantwoord dat het CPB concludeert dat het basisinkomen een negatief effect heeft op de arbeidsparticipatie (CPB, 2015, p. 10).
Verder lezen:
Follow The Money heeft een heel artikel geweid aan dit onderzoek van het CPB, waarin ze onder andere de opvallende gelijkenis tussen dit rapport en een onderzoek van Jacobs, De Mooij en Folmer aan de kaak stellen (De Beter, 2017). (https://www.ftm.nl/artikelen/valse-voorspellingen-basisinkomen-basisbaan?share=1)
In een artikel van De Correspondent wordt goed uitgelegd wat er mis is met de methodes van het CPB (Frederik, 2017). (https://decorrespondent.nl/6234/waarom-de-doorberekeningen-van-het-cpb-misleidend-zijn/375045537966-d6c6c755)
Bronnenlijst:
Bregman, R. (2013). Waarom arme mensen domme dingen doen. Geraadpleegd op 9 januari 2018, van https://decorrespondent.nl/511/waarom-arme-mensen-domme-dingen-doen/19645395-f6c9a0bd.
CPB. (2015). Maatwerk Loont / Moeders Prikkelbaar. Geraadpleegd op 19 januari 2018, van https://www.cpb.nl/sites/default/files/publicaties/download/cpb-policy-brief-2015-02-de-effectiviteit-van-fiscaal-participatiebeleid.pdf.
De Beter, S. (2017). Valse voorspellingen over basisinkomen en basisbaan. Geraadpleegd op 19 januari 2018, van https://www.ftm.nl/artikelen/valse-voorspellingen-basisinkomen-basisbaan?share=1.
Easterlin R.A, Morgan R, Switek M, and Wang F. (2012). “China’s Life Satisfaction, 1990-2010.” Proceedings of the National Academy of Sciences of the United States of America, 109, 25: 9775–80.
Frederik, J. (2017). Waarom de doorberekeningen van het CPB misleidend zijn. Geraadpleegd op 19 januari 2018, van https://decorrespondent.nl/6234/waarom-de-doorberekeningen-van-het-cpb-misleidend-zijn/375045537966-d6c6c755.
General Social Survey. (2017). GSS 1972-2016 Cross-Sectional Cumulative Data. Geraadpleegd op 11 Januari 2017, van http://gss.norc.org/get-the-data/spss.
Lane, R. (1992) “Work as ‘Disutility’ and Money as ‘Happiness’: Cultural Origins of a Basic Market Error.” Journal of Socio-Economics 21, 1: 43-65.
Mani, A., Mullainathan, S., Shafir, E., en Zhao, J. (2013). “Poverty Impedes Cognitive Function.” Science (new York, N.y.) 341, 6149: 976–80
Marinescu, I. (2017). No Strings Attached The Behavioral Effects of U.S. Unconditional Cash Transfer Programs. Geraadpleegd op 11 januari 2018, van http://rooseveltinstitute.org/no-strings-attached/.
Salehi-Isfahani, D., & Mostafavi, M. H. (2016). Cash Transfers and Labor Supply: Evidence from A Large-Scale Program in Iran.
Jan Willem van der Leest zegt
Er is nog meer info. Zie https://www.ftm.nl/artikelen/de-oplossing-voor-de-armoedeval?share=1
Zijn er ook studies met tegenargumenten?
Maarten van der Pol zegt
Er zijn vooral veel opiniestukken met tegenargumenten 😉 Meest serieuze studie die niet positief is, is die van het CPB die in dit artikel benoemd staat.