Dit is een filosofische benadering op het beleid over de gezondheidszorg opgesteld door het Wetenschappelijk Bureau van de Piratenpartij Utrecht. Het artikel kijkt aan de hand van de theorie van John Rawls of het beleid van de afgelopen jaren te rechtvaardigen valt.
De vraag over rechtvaardigheid is een vraag die niet alleen al eeuwen lang filosofen bezig houdt, het is ook een dagelijkse vraag voor veel mensen in onze samenleving. Onder de verschillende kabinetten van Rutte zijn er veel bezuinigingen doorgevoerd in de zorg. Vooral chronisch zieken en gehandicapten zijn hier de afgelopen jaren het slachtoffer van geworden (Bloem, 2016). Er kunnen vraagtekens gezet worden bij de rechtvaardigheid van dit beleid. Niemand kiest er voor om gehandicapt of chronisch ziek te zijn. Politieke theorieën kunnen ons helpen met deze rechtvaardigheidsvraag. Ze bieden een perspectief waar vanuit je naar de samenleving kan kijken. John Rawls concludeerde dat de theorieën die beschikbaar waren in zijn tijd ernstig tekort schoten (Kymlicka, 2002, p. 53). Vanuit het utilitarisme zou dit overheidsbeleid van Rutte te rechtvaardigen zijn. De gedupeerde groep is niet groot, en wanneer de bezuinigingen in totaal meer geluk opleveren voor de samenleving is dit voor een utilitarist rechtvaardig (Kymlicka, 2002, p. 10). Rawls zet zich hard af tegen het utilitarisme, en om die rede is het interessant om te kijken hoe Rawls tegen dit beleid aan zou kijken, zijn deze bezuinigingen in de zorg rechtvaardig volgens de theorie van Rawls? Om deze vraag goed te kunnen beantwoorden zal er eerst een breed beeld geschetst moeten worden van de theorie van Rawls alvorens dieper in te gaan op onze vraag.
In zijn boek ‘A Theory of Justice’ beschrijft Rawls wat rechtvaardigheid is. De theorie van Rawls is net zoals die van Locke, Rousseau en Kant een sociaal contract theorie (1971, p. 11). Er zijn echter grote verschillen tussen de theorieën. Zo schetst Rawls niet wat voor soort overheid rechtvaardig is, maar kijkt hij naar de basisstructuren van een samenleving zoals hoe de instituties rechten en plichten verdelen (1971, p. 7). Ook de oorspronkelijke positie is anders in de theorie van Rawls, het is geen natuurstaat zonder overheid zoals bij de andere contract denkers, maar het is een gedachte experiment waarin gebruik wordt gemaakt van de sluier van onwetendheid om tot rechtvaardige principes te komen (1971, pp. 11-12). Achter de sluier van onwetendheid hebben de partijen geen kennis over hun specifieke situatie in de samenleving (Rawls, 1971, pp. 136-137). Zo weten ze niet wat hun plek is in de maatschappij, de sociale groep waar ze toe behoren, ze weten niet wat de verdeling zal zijn van natuurlijke middelen zoals intelligentie en kracht (ibid.). Ook weten ze niet wat hun definitie van het goede is, of de details van hun levensplan (ibid.). Verder hebben ze geen kennis van de situatie van hun maatschappij, zoals de economische en politieke omstandigheden, de dominante cultuur en weten ze niet tot welke generatie ze behoren (ibid.). De sluier van onwetendheid zorgt op deze manier voor onpartijdigheid (Rawls, 1971, p. 148). Wanneer je niet weet tot welke partij je in de samenleving behoort, is partijdigheid onmogelijk.
Vanuit deze oorspronkelijke positie zullen de partijen principes van rechtvaardigheid formuleren. De definitieve principes zullen volgens Rawls de volgende zijn (Rawls, 1971, p. 302):
- Each person is to have an equal right to the most extensive total system of equal basic liberties compatible with a similar system of liberty for all.
- Social and economic inequalities are to be arranged so that they are both
- to the greatest benefit of the least advantaged (the difference principle), consistent with the just savings principle, and;
- attached to offices and positions open to all under conditions of fair equality of opportunity.
Bij deze definitieve formulering van de principes van rechtvaardigheid horen drie prioriteitsregels die aangeven welk principe boven de ander gaat (Rawls, 1971, p. 250). De eerste prioriteitsregel is dat het principe van gelijke vrijheid, het eerste principe, boven het tweede principe van rechtvaardigheid gaat (Rawls, 1971, p. 244). Gelijke vrijheid mag dus in geen enkele situatie beperkt worden. De tweede prioriteitsregel zegt dat principe 2.b lexicaal wordt geordend boven beginsel 2.a, het verschilbeginsel (Rawls, 1971, pp.302-303). Dit houdt in dat als er verschillen zijn die gunstig zijn voor de minst bedeelde groep dit niet ten koste mag gaan van het principe dat elke positie open moet zijn voor iedereen. De laatste prioriteitsregel stelt dat het verschilbeginsel 2.a, lexicaal wordt geordend boven het efficiencybeginsel en het maximaliseren van welvaart (ibid.).
Het is niet zomaar vanzelfsprekend dat de partijen in de oorspronkelijke positie de principes kiezen die Rawls hier schetst. De argumentatie die leidt tot de principes van rechtvaardigheid is daarom ook een belangrijk onderdeel van zijn theorie. Rawls gaat er vanuit dat het eerste principe van rechtvaardigheid, gelijke basisrechten, zo voor de hand liggend is dat dit in iedereen direct op zou komen in de oorspronkelijke positie (1971, pp. 150-151). Omdat Rawls dit als vanzelfsprekend aanneemt schiet hij verder tekort in de argumentatie voor dit principe (ibid.). De argumentatie van het verschilbeginsel is een stuk uitgebreider, en hierin draait het belangrijkste argument om de maximin strategie (ibid.). Het argument van maximin gaat erover dat je niet weet op welke plek in de maatschappij je terecht gaat komen, om deze reden zul je de slechtst mogelijke situatie zo goed mogelijk willen maken (ibid.). Om het iets duidelijker te maken laat Rawls drie verschillende inkomensverdelingen in een maatschappij zien:
-7, 8, 12
-8, 7, 14
5, 6, 8
Volgens het maximin principe zal je kiezen voor de derde situatie (Rawls, 1971, pp. 153-154). Dit is de verdeling waarin de minst bedeelde groep het beste af is. Doordat je achter een sluier van onwetendheid zit, en dus niet weet in welke groep je terecht komt en hoe groot de kans is om in de slechtste groep terecht te komen maximaliseer je de situatie van deze groep (ibid.). Hieruit volgt het verschilbeginsel dat sociale en economische verschillen zijn toegestaan zolang deze in het voordeel werken van de minst bedeelde groep (ibid.). Een kritiek op het verschilbeginsel is dat het niet specificeert hoe veel de laagste groep mee moet groeien. Het zou zo kunnen zijn dat de rijkste in de samenleving er met miljarden op vooruit gaan en de armen met een paar cent, en dan voldoet dit aan het verschilbeginsel, maar we kunnen vraagtekens zetten bij de rechtvaardigheid hiervan. Rawls is niet heel duidelijk over de vraag hoe je bepaalt wie de minst bedeelde groep is in de maatschappij (1971, p. 98). Hij geeft wel verschillende mogelijkheden. Zo zou je volgens Rawls kunnen kijken naar de laagste klasse in de maatschappij en daar het gemiddelde van nemen (ibid.). Maar het is ook een optie om te kijken naar de groep die minder verdient dan de helft van de mediaan, waarbij je dus niet naar iemands klasse kijkt (ibid.). In beide opties kijkt Rawls dus naar het inkomen van mensen om te bepalen wie het slechtste af is.
Achter de sluier van onwetendheid weten de partijen niet wat hun levensplan is (Rawls, 1971, p. 92). Wat ze wel weten is dat ze een levensplan hebben, en dat ze hier primaire goederen voor nodig hebben (ibid.). Rawls maakt in zijn theorie onderscheidt tussen twee soorten primaire goederen, sociale primaire goederen en natuurlijke primaire goederen (1971, p. 62). Sociale primaire goederen zijn onder andere rechten, kansen en inkomen (ibid.). Natuurlijke primaire goederen zijn zaken zoals je gezondheid, intelligentie, verbeeldingskracht en doorzettingsvermogen (ibid.). Wanneer we nu weer kijken naar het bepalen van de minst bedeelde groep in het verschilbeginsel wordt deze enkel bepaalt door de verdeling van sociale primaire goederen, natuurlijke goederen worden buiten beschouwing gelaten. Maar is dit wel rechtvaardig?
Natuurlijke ongelijkheden zijn nog onrechtvaardiger dan sociale ongelijkheden. Omdat bij natuurlijke ongelijkheden de kans dat je op een betere plek terecht komt tijdens het leven nog veel kleiner is dan bij sociale ongelijkheden. Dit zal dan ook mijn voornaamste kritiekpunt zijn op Rawls. Niet alles valt uit te drukken in geld, zal iemand met een ernstige ziekte die heel veel geld heeft gelukkiger zijn dan iemand die gezond is en het minimum verdient? Bij het bepalen van de groep die het slechtst af is, moet er ook rekening gehouden worden met de verdeling van natuurlijke primaire goederen. Een simpel voorbeeld zal de noodzaak hiervan laten zien. Rawls geeft verschillende opties voor het bepalen van de minst bedeelde groep, en hiervan gebruiken we voor dit voorbeeld de optie om de groep te bepalen door die mensen te selecteren die de helft van de mediaan verdienen (Rawls, 1971, p. 98). Een persoon met een lichamelijke handicap of een chronische ziekte heeft veel hogere zorgkosten dan mensen die gezond zijn geboren. Misschien verdienen deze mensen wel meer dan een kwart van de mediaan, maar hebben ze effectief minder te besteden omdat ze nu eenmaal pech hebben gehad bij de verdeling van natuurlijke goederen. Dan horen zij volgens de theorie van Rawls niet tot de minst bedeelde groep en hoeven verschillen in inkomen niet perse in het voordeel te zijn van deze groep. Rawls vergeet een groep mensen die te maken hebben met de meest onrechtvaardige situatie die er bestaat, ze zijn geboren met een handicap of ziekte waar ze niks aan kunnen doen. Ze zijn een slachtoffer van het lot.
Vanuit het utilitarisme zijn de bezuinigingen in de zorg te rechtvaardigen. Nu we de hoofdlijnen van de theorie van Rawls kennen kunnen we ook beter antwoord geven op de vraag of dit vanuit zijn theorie ook te rechtvaardigen valt. Rawls stelt dat ongelijkheden alleen toegestaan zijn als ze in het voordeel zijn van de groep die het slechtst af is. Wanneer je alleen dit deel van de theorie bekijkt kun je stellen dat Rawls het niet eens zou zijn met de bezuinigingen in de zorg. Door echter dieper in de theorie te duiken wordt het duidelijk dat dit niet het geval is. De groep van de minst bedeelde wordt enkel bepaalt door te kijken naar sociale primaire goederen zoals inkomen. Gezondheid speelt hierin dus geen rol. Dit is een grote tekortkoming in de theorie van Rawls. Waar de sluier van onwetendheid een mooi middel is om onpartijdigheid te genereren, zullen er toch aanpassingen gedaan moeten worden aan de theorie om het in mijn ogen echt rechtvaardig te maken.
Literatuur:
Bloemen, W. J. (2016, 17 september). Chronisch zieken en gehandicapten zwaar gekort. Geraadpleegd op 3 mei 2018, van https://eenvandaag.avrotros.nl/item/chronisch-zieken-en-gehandicapten-zwaar-gekort/.
Kymlicka, W. (2002). Contemporary political philosophy (2e ed.). Oxford, Groot-Brittannië: Oxford University Press.
Rawls, J. (1971). A theory of justice (Original ed. ed.). Cambridge, Mass.: Belknap Press of Harvard University Press.